Vietnam & Cambodja // Off the beaten track

Jullie kennende is het in de zomer tijd voor festivals en gaan jullie vanaf september weer, tussen het werken door, avonturen maken met de backpack op je rug. Tenminste, zo ziet mijn ideale leven er uit. Mijn reis naar Vietnam en Cambodja was één van die avonturen. Backpackerslanden #1 en #2 ongeveer, dus het was even wat zoekwerk om de toeristische hotspots te ontwijken. Het zijn geen totaal ongebaande paden geworden, dus écht off the beaten track was het niet, maar met deze tips vermijd je wel de grote toeristenmassa’s. Zoals de helse rij die je op onderstaande foto van Angkor Wat niet ziet, maar er zeker wel was. Een aangezien ik geen zin had om de rest van mijn reis altijd drie kwartier te wachten op een foto zonder mensen, vervolgde ik mijn trip naar deze onontdekte pareltjes!

1. Ban Ho (Vietnam)

Oké, ik wist dat Sapa de trekpleister is van Noord-Vietnam. Maar ik schrok er alsnog van hoe enorm toeristisch dit plaatsje is. Ik wilde juist lange wandelingen maken in de ongerepte natuur! We besloten een tweedaagse trekking te doen in Ban Ho, ver weg van Sapa. Wij boekten deze trip bij Real Sapa, gerund door een Black H’mong familie die leeft in de bergdorpen. 100% van de locals, dus zonder bemoeienis van grote commerciële organisaties.

Bij onze Vietnamese gids achter op z’n motor reden we door ruige landschappen tot we bij Ban Ho waren. Ja, dít was wat ik bedoelde! Kleine dorpjes, omgeven door junglegeluiden. Slapen bij de locals in het dorpje Ta Van. Uren wandelen, langs groene valleien en rijstterrassen. Geen mens te bekennen. Prachtige uitzichten, die wel. Jawdropping.

2. Han La Bay (Vietnam)

In Halong Bay vind je neonlichten, casino’s en karaokebars. Geen zin in? Ga dan naar haar zusje: Han La Bay! Net zo mooi, maar veel minder toeristisch. Hier komen de buitenaardse krijtrotsen in de smaragdgroene zee pas echt tot hun recht.

Han La Bay bestaat uit 300 karsteilandjes met, in tegenstelling tot Halong Bay, wel witte zandstranden. Zonder moeite vind je hier dus een privé-strandje om hippieproof rond te slenteren. Free the boobies! En op het wonderschone Hai Pai Beach mag je zelfs kamperen.

Wij sliepen in een hostel op Cat Ba Island en vertrokken elke dag met een kleine boot vanuit het haventje. Met de wind in het haar en de zon op onze huid voeren we langs drijvende vissersdorpen en snorkelden in de onderwaterwereld tussen de krijtrotsen.

3. Hai Van Pass (Vietnam)

Na vele ritjes in nachtbussen naast in lege boterhamzakjes plassende Vietnamezen (geen grap), besloten we de tocht van Hué naar Hoi An te doen in a different way: achterop de motor! Vijf uur rijden, 160 kilometer, met als hoogtepunt de 21 kilometer lange Hai Van Pass. Volgens Top Gear ‘one of the best coast roads of the world’.

De Hai Van Pass is een kronkelige weg met bizarre S-bochten, dwars door een bergketen en altijd met een adembenemend uitzicht op de Zuid-Chinese zee. Surrealistisch! Dit was misschien wel het hoogtepunt van onze reis.

De bekendste organisatie hiervoor is Easy Riders, maar wij boekten dit via het minder bekende MotorVina. Ook prima! Maar je kunt de weg natuurlijk ook zelf rijden op een scooter of, als je hiervoor een rijbewijs hebt, op een motor. Pluspunt: auto’s en vrachtwagens pakken de (snellere) tunnel ernaast. Je hebt deze mooiste kustweg van de wereld dus voor jezelf!

4. Battambang (Cambodja)

Geloof me, Angkor Wat zelf is fantastisch. Overweldigend om te zien hoe de natuur langzaam die prachtige eeuwenoude gebouwen overneemt. Maar die duizenden toeristen die als Lemmings vanuit touringcars worden gedropt en uren in de rij staan om een selfie te maken met de Tomb Raider tempel… Wij hadden na deze Disney World ervaring wel even behoefte aan wat rust.

En die vind je in Battambang! Geen souvenirshop te bekennen, even omschakelen dus. Wat hier wel te doen is?

We hebben een ruig ritje gemaakt met een bamboetrein (een mooi woord voor een plank bamboe op stalen wieltjes, aangedreven door een ronkende motor uit de jaren ’80) en keken onze ogen uit toen we tegenliggers tegenkwamen: omdat het een enkel spoor was, werd telkens de trein met de minste passagiers gedemonteerd en van de rails getild! En we zagen een bizar natuurverschijnsel: op het moment dat de zon ondergaat, verlaten elke dag vijf miljoen (ik herhaal: vijf miljoen) vleermuizen een grot, op zoek naar hun prooi. Visualiseer dat maar eens. Ook bezochten we de Killing Caves, onze eerste confrontatie met de gruwelijkheden van het Cambodjaanse Rode Khmer-tijdperk. Een voorproefje op de huiveringwekkende Killing Fields in Phnom Penh…

Maar bovenal heb ik hier het echte Cambodja gezien. We reden met een tuktuk-driver door dorpen op het platteland, ontmoetten de liefste locals, praatten met de chauffeur over de wederopbouw van het land en zagen het dagelijkse leven.

Battambang is een stad met een hele fijne vibe. Of zoals de Lonely Planet omschrijft: ‘There’s something about Battambang that visitors just love.’

5. Koh Rong / Koh Rong Samloen (Cambodja)

Waar veel toeristen blijven hangen in de Engelse pubs van Sihanoukville, maakten wij vanuit daar de oversteek naar het eiland Koh Rong. Elke dag schijnt de boot weer een ander defect te hebben, dus drie uur wachten is heel normaal. Maar áls je dan een stap op een van deze eilanden zet… No cars, no Wi-Fi, just jungle & beaches. Het eerste strand is wel ramvol met backpackers, maar ga de bocht om en je hebt het strand en de zee helemaal voor jezelf!

Maar Koh Rong Samloen is, vergeleken met Koh Rong, pas écht de geheime schat. Minder feestjes en dus rustiger, schoner en betoverender. Hier vind je echt niets anders dan strandhutjes, palmbomen en hangmatten. Tip voor beide eilanden: boek je accommodatie van tevoren. Er zijn er namelijk niet zoveel. Het voorkomt dat je jezelf en je backpack in het pikkedonker van volgeboekt hostel naar volgeboekt strandhutje moet slepen. Been there, done that ;-).